kind (het; o -eren; -je, -jes of -ertjes) 1 mens in onvolwassen staat: het ~ vd rekening worden ergens voor moeten boeten; een ~ kan de was doen het is bijzonder gemakkelijk; geen ~ aan iem hebben geen last ondervinden van 2 afstammeling
ka•mer (de; v(m) -s) 1 vertrek ve gebouw, bv. ve woonhuis: donkere ~ ruimte voor het ontwikkelen van niet-digitale foto's 2 huurkamer: op ~s wonen 3 college: de Kamer van Koophandel (en Fabrieken) 4 college van volksvertegenwoordigers: de Eerste en Tweede Kamer; (Belg) Kamer van Volksvertegenwoordigers tweede kamer vd wetgevende macht 5 ruimte voor de lading in een vuurwapen 6 natuurlijke besloten ruimte: de ~s vh hart